Hoofdstuk VI

Onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten

Afdeling 1 Onafhankelijkheid

Artikel 51

Toezichthoudende autoriteit


1. Elke lidstaat bepaalt dat één of meer onafhankelijke overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de toepassing van deze verordening, teneinde de grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens te beschermen en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de Unie te vergemakkelijken („toezichthoudende autoriteit”).

2. Elke toezichthoudende autoriteit draagt bij tot de consequente toepassing van deze verordening in de hele Unie. Daartoe werken de toezichthoudende autoriteiten onderling en met de Commissie samen overeenkomstig hoofdstuk VII.

3. Wanneer er in een lidstaat meer dan één toezichthoudende autoriteit is gevestigd, wijst die lidstaat de toezichthoudende autoriteit aan die die autoriteiten in het Comité moet vertegenwoordigen en stelt hij de procedure vast om ervoor te zorgen dat de andere autoriteiten de regels in verband met het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanisme naleven.

4. Elke lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 25 mei 2018 in kennis van de wettelijke bepalingen die hij overeenkomstig dit hoofdstuk vaststelt, alsmede, onverwijld, van alle latere wijzigingen daarvan.

Preambule overweging nr. 117 AVG

Het is voor de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens van wezenlijk belang dat in elke lidstaat een toezichthoudende autoriteit wordt ingesteld die bevoegd is haar taken en bevoegdheden volstrekt onafhankelijk uit te oefenen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om in overeenstemming met hun constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur meer dan één toezichthoudende autoriteit in te stellen.


Preambule overweging nr. 119 (bij art. 51 lid 3 AVG)

Wanneer een lidstaat meerdere toezichthoudende autoriteiten instelt, dient die lidstaat bij wet mechanismen in te stellen om ervoor te zorgen dat de toezichthoudende autoriteiten effectief deelnemen aan het coherentiemechanisme. De lidstaat in kwestie dient met name de toezichthoudende autoriteit aan te wijzen die optreedt als enig contactpunt voor de effectieve deelname van die autoriteiten aan de toetsing, teneinde een vlotte en soepele samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten, het Comité en de Commissie te verzekeren.

Artikel 52

Onafhankelijkheid


1. Elke toezichthoudende autoriteit treedt volledig onafhankelijk op bij de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden die haar overeenkomstig deze verordening zijn toegewezen.

2. Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig deze verordening blijven de leden van elke toezichthoudende autoriteit vrij van al dan niet rechtstreekse externe invloed en vragen noch aanvaarden zij instructies van wie dan ook.

3. De leden van toezichthoudende autoriteiten verrichten geen handelingen die onverenigbaar zijn met hun taken en verrichten gedurende hun ambtstermijn geen al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden die onverenigbaar zijn met hun taken.

4. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elke toezichthoudende autoriteit beschikt over de personele, technische en financiële middelen, en de bedrijfsruimten en infrastructuur die nodig zijn voor het effectief uitvoeren van haar taken en uitoefenen van haar bevoegdheden, waaronder die in het kader van wederzijdse bijstand, samenwerking en deelname aan het Comité.

5. Elke lidstaat zorgt ervoor dat elke toezichthoudende autoriteit eigen en zelfgekozen personeelsleden heeft, die onder de exclusieve leiding van het lid of de leden van de betrokken toezichthoudende autoriteit staan.

6. Elke lidstaat zorgt ervoor dat op elke toezichthoudende autoriteit financieel toezicht wordt uitgeoefend zonder dat daarbij de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit in het gedrang komt en dat het een afzonderlijke, publieke jaarbegroting heeft, die een onderdeel kan zijn van de algehele staats- of nationale begroting.

Preambule overweging nr. 118 AVG

De onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteiten houdt niet in dat de toezichthoudende autoriteiten niet kunnen worden onderworpen aan controle- of toezichtsmechanismen betreffende hun financiële uitgaven of aan rechterlijke toetsing.


Preambule overweging nr. 120 (bij art. 52 lid 6 AVG)

Iedere toezichthoudende autoriteit dient te beschikken over de financiële en personele middelen en de bedrijfsruimten en infrastructuur die noodzakelijk zijn om haar taken, waaronder die in het kader van wederzijdse bijstand en samenwerking met andere toezichthoudende autoriteiten in de Unie, effectief uit te voeren. Iedere toezichthoudende autoriteit dient over een eigen, openbare jaarlijkse begroting te beschikken, die deel kan uitmaken van de algemene staats- of nationale begroting.

Artikel 53

Algemene voorwaarden voor de leden van de toezichthoudende autoriteit


1. De lidstaten schrijven voor dat elk lid van hun toezichthoudende autoriteiten volgens een transparante procedure wordt benoemd door:

  • hun parlement;
  • hun regering;
  • hun staatshoofd; of
  • een onafhankelijk orgaan dat krachtens het lidstatelijke recht met de benoeming is belast.

2. Elk lid beschikt over de nodige kwalificaties, ervaring en vaardigheden, met name op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens, voor het uitvoeren van zijn taken en het uitoefenen van zijn bevoegdheden.

3. De taken van een lid eindigen bij het verstrijken van de ambtstermijn, bij ontslag of bij verplichte pensionering overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat in kwestie.

4. Een lid wordt slechts ontslagen indien het op ernstige wijze is tekortgeschoten of niet langer aan de vereisten voor de uitvoering van de taken voldoet.

Preambule overweging nr. 121 AVG

De algemene voorwaarden voor de leden van de toezichthoudende autoriteit dienen in elke lidstaat bij wet te worden vastgesteld en dienen met name te bepalen dat de leden door middel van een transparante procedure hetzij door het parlement, de regering of het staatshoofd van de lidstaat worden benoemd op voordracht van de regering, een lid van de regering, het parlement of een kamer van het parlement, hetzij door een daartoe bij lidstatelijk recht belaste onafhankelijke instantie. Teneinde de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit te waarborgen, dienen de leden van de toezichthoudende autoriteit integer te handelen, zich te onthouden van alle handelingen die onverenigbaar zijn met hun taken en gedurende hun ambtstermijn geen al dan niet bezoldigde beroepswerkzaamheden te verrichten die onverenigbaar zijn met hun taken. De toezichthoudende autoriteit dient over eigen personeelsleden te beschikken, geselecteerd door de toezichthoudende autoriteit of een bij lidstatelijk recht ingestelde onafhankelijke instantie die bij uitsluiting onder leiding van de leden van de toezichthoudende autoriteit moet staan.

 Artikel 54

Regels inzake de oprichting van de toezichthoudende autoriteit


1. Elke lidstaat regelt al het volgende bij wet:

a) de oprichting van elke toezichthoudende autoriteit;

b) de vereiste kwalificaties en voorwaarden om als lid te worden benoemd voor elke toezichthoudende autoriteit;

c) de regels en procedures voor de benoeming van het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit;

d) de ambtstermijn van het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit, die ten minste vier jaar bedraagt, behoudens de eerste ambtstermijn na 24 mei 2016, die korter kan zijn wanneer dat nodig is om de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteit door middel van een in de tijd gespreide benoemingsprocedure te beschermen;

e) of het lid of de leden van elke toezichthoudende autoriteit opnieuw kan of kunnen worden benoemd en zo ja, hoe vaak;

f) de voorwaarden in verband met de plichten van het lid of de leden en de personeelsleden van elke toezichthoudende autoriteit, de verboden op met die plichten onverenigbare handelingen, werkzaamheden en voordelen tijdens en na de ambtstermijn en de regels betreffende de beëindiging van de ambtstermijn onderscheidenlijk de arbeidsverhouding.

2. Ten aanzien van de vertrouwelijke informatie die hun bij de uitvoering van hun taken of de uitoefening van hun bevoegdheden ter kennis is gekomen, geldt voor het lid of de leden en de personeelsleden van elke toezichthoudende autoriteit zowel tijdens hun ambtstermijn als daarna het beroepsgeheim, zulks overeenkomstig Unierecht of lidstatelijk recht. Tijdens hun ambtstermijn geldt het beroepsgeheim met name voor meldingen van inbreuken op deze verordening door natuurlijke personen.

 

Afdeling 2 Competentie, taken en bevoegdheden

Artikel 55

Competentie


1. Elke toezichthoudende autoriteit heeft de competentie op het grondgebied van haar lidstaat de taken uit te voeren die haar overeenkomstig deze verordening zijn opgedragen en de bevoegdheden uit te oefenen die haar overeenkomstig deze verordening zijn toegekend.

2. In het geval van verwerking door overheidsinstanties of door particuliere organen die handelen op grond van artikel 6, lid 1, onder c) of e), is de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat in kwestie competent. In dergelijke gevallen is artikel 56 niet van toepassing.

3. Toezichthoudende autoriteiten zijn niet competent toe te zien op verwerkingen door gerechten bij de uitoefening van hun rechterlijke taken.

Preambule overweging nr. 20 (bij art. 55 lid 3 AVG)

Hoewel de onderhavige verordening onder meer van toepassing is op de activiteiten van gerechten en andere rechterlijke autoriteiten, zouden in het Unierecht of het lidstatelijke recht de verwerkingen en verwerkingsprocedures met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens door gerechten en andere rechterlijke autoriteiten nader kunnen worden gespecificeerd. De competentie van de toezichthoudende autoriteiten mag zich niet uitstrekken tot de verwerking van persoonsgegevens door gerechten in het kader van hun gerechtelijke taken, zulks teneinde de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij de uitoefening van haar rechterlijke taken, waaronder besluitvorming, te waarborgen. Het toezicht op die gegevensverwerkingen moet kunnen worden toevertrouwd aan specifieke instanties binnen de rechterlijke organisatie van de lidstaat, die met name de naleving van de regels van deze verordening moeten garanderen, leden van de rechterlijke macht van hun verplichtingen krachtens deze verordening sterker bewust moeten maken, en klachten met betrekking tot die gegevensverwerkingen moeten behandelen.


Preambule overweging nr. 122 AVG

Elke toezichthoudende autoriteit dient op het grondgebied van haar lidstaat bevoegd te zijn om de bevoegdheden en taken uit te oefenen die haar overeenkomstig deze verordening zijn toegekend. Daaronder dienen met name te vallen: de verwerking in het kader van de activiteiten van een vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker op het grondgebied van zijn eigen lidstaat, de verwerking van persoonsgegevens door overheidsinstanties of particuliere organen die optreden in het algemeen belang, verwerking die gevolgen heeft voor betrokkenen op haar grondgebied, of verwerking, door een niet in de Unie gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker, gericht op betrokkenen die op haar grondgebied verblijven. Ook het behandelen van door een betrokkene ingediende klachten, het evalueren van de toepassing van deze verordening en het beter bekend maken van het brede publiek met de risico's, regels, waarborgen en de rechten in verband met de verwerking van persoonsgegevens dienen daaronder te vallen.


Preambule overweging nr. 128 AVG

De regels betreffende de leidende toezichthoudende autoriteit en het één-loketmechanisme mogen niet gelden wanneer de verwerking door overheidsinstanties of particuliere organen in het algemeen belang wordt verricht. In die gevallen dient de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de overheidsinstantie of het particuliere orgaan is gevestigd, de enige overeenkomstig deze verordening bevoegde toezichthoudende autoriteit te zijn.


Preambule overweging nr. 129 AVG

Met het oog op een consequent toezicht en eenvormige handhaving van deze verordening in de gehele Unie dienen de toezichthoudende autoriteiten in alle lidstaten dezelfde taken en feitelijke bevoegdheden te hebben, waaronder de bevoegdheden om onderzoek te verrichten, corrigerende maatregelen te nemen en sancties op te leggen, machtiging te verlenen en adviezen te verstrekken, in het bijzonder bij klachten van natuurlijke personen, en om, onverminderd de bevoegdheden die aan de met vervolging belaste autoriteiten conform het lidstatelijke recht zijn toegekend, inbreuken op deze verordening ter kennis van de rechterlijke instanties te brengen en gerechtelijke procedures in te leiden. Tot die bevoegdheden dient ook de bevoegdheid te behoren om een tijdelijke of definitieve beperking van de verwerking, waaronder een verwerkingsverbod, voor de verwerking op te leggen. De lidstaten kunnen krachtens deze verordening andere aan de bescherming van persoonsgegevens verwante taken specificeren. De bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten moeten overeenkomstig passende in het Unierecht en het lidstatelijke recht bepaalde procedurele waarborgen, onpartijdig, behoorlijk en binnen een redelijke termijn worden uitgeoefend. Elke maatregel dient met name passend, noodzakelijk en evenredig te zijn met het oog op naleving van deze verordening en rekening houdend met de omstandigheden van elk individueel geval, het recht van iedere persoon te eerbiedigen om vóór het nemen van enige individuele maatregel die voor hem nadelige gevolgen zou hebben te worden gehoord, en overbodige kosten en buitensporige ongemakken voor de personen in kwestie te vermijden. Onderzoeksbevoegdheden betreffende toegang tot terreinen moeten overeenkomstig de specifieke voorschriften van het lidstatelijke procesrecht, zoals een verplichte voorafgaande toestemming van een rechterlijke instantie, worden uitgeoefend. Elke juridisch bindende maatregel van de toezichthoudende autoriteit dient schriftelijk, duidelijk en ondubbelzinnig te zijn, de toezichthoudende autoriteit die de maatregel heeft uitgevaardigd en de datum van uitvaardiging te vermelden, door het hoofd of een door het hoofd gemachtigd lid van de toezichthoudende autoriteit ondertekend te zijn, de redenen voor de maatregel te bevatten en naar het recht op een doeltreffende voorziening in rechte te verwijzen. Dit dient bijkomende voorschriften overeenkomstig het lidstatelijke procesrecht niet uit te sluiten. De vaststelling van juridisch bindende besluiten impliceert de mogelijkheid tot rechterlijke toetsing in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die het besluit heeft vastgesteld.

Artikel 56

Competentie van de leidende toezichthoudende autoriteit


1. Onverminderd artikel 55 is de toezichthoudende autoriteit van de hoofdvestiging of de enige vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker competent op te treden als leidende toezichthoudende autoriteit voor de grensoverschrijdende verwerking door die verwerkingsverantwoordelijke of verwerker overeenkomstig de procedure van artikel 60.

2. In afwijking van lid 1 is elke toezichthoudende autoriteit competent een bij haar ingediende klacht of een eventuele inbreuk op deze verordening te behandelen indien het onderwerp van die zaak alleen verband houdt met een vestiging in haar lidstaat of alleen voor betrokkenen in haar lidstaat wezenlijke gevolgen heeft.

3. In de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen stelt de toezichthoudende autoriteit de leidende toezichthoudende autoriteit onverwijld in kennis van de zaak. Binnen drie weken nadat zij in kennis is gesteld, besluit de leidende toezichthoudende autoriteit of zij de zaak al dan niet zal behandelen, overeenkomstig de in artikel 60 vastgelegde procedure; zij houdt daarbij rekening met het al dan niet bestaan van een vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld.

4. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak te behandelen, is de procedure van artikel 60 van toepassing. De toezichthoudende autoriteit die de leidende toezichthoudende autoriteit in kennis heeft gesteld, kan bij deze laatste een ontwerpbesluit indienen. De leidende toezichthoudende autoriteit houdt zo veel mogelijk rekening met dat ontwerp wanneer zij het in artikel 60, lid 3, bedoelde ontwerpbesluit opstelt.

5. Indien de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak niet te behandelen, wordt deze overeenkomstig de artikelen 61 en 62 behandeld door de toezichthoudende autoriteit die de leidende toezichthoudende autoriteit in kennis heeft gesteld.

6. De leidende toezichthoudende autoriteit is voor de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker de enige gesprekspartner bij grensoverschrijdende verwerking door die verwerkingsverantwoordelijke of verwerker.

Preambule overweging nr. 124 AVG

Wanneer de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de activiteiten van een vestiging van een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker in Unie plaatsvindt en de werkingsverantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat is gevestigd, of wanneer de verwerking die in het kader van de activiteiten van een enkele vestiging van een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker in Unie plaatsvindt, wezenlijke gevolgen heeft of waarschijnlijk wezenlijke gevolgen zal hebben voor betrokkenen in meer dan één lidstaat, dient de toezichthoudende autoriteit van de hoofdvestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker of van de ene vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of verwerker als de leidende toezichthoudende autoriteit op te treden. Zij dient met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten samen te werken, omdat de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker een vestiging op het grondgebied van hun lidstaat heeft, omdat op hun grondgebied verblijvende betrokkenen wezenlijk worden geraakt, of omdat er bij hen een klacht is ingediend. Wanneer een niet in die lidstaat verblijvende betrokkene een klacht heeft ingediend, dient de toezichthoudende autoriteit waarbij die klacht is ingediend, ook een betrokken toezichthoudende autoriteit te worden. In het kader van zijn taken om richtsnoeren betreffende vragen over de toepassing van deze verordening uit te vaardigen, moet het Comité richtsnoeren kunnen uitvaardigen, met name over de in aanmerking te nemen criteria om na te gaan of de verwerking in kwestie wezenlijke gevolgen heeft voor betrokkenen in meer dan één lidstaat, alsmede over wat een relevant en gemotiveerd bezwaar vormt.


Preambule overweging nr. 127 AVG

Elke toezichthoudende autoriteit die niet optreedt als de leidende toezichthoudende autoriteit, dient bevoegd te zijn lokale gevallen te behandelen waarbij de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in meer dan één lidstaat is gevestigd, maar waarbij het onderwerp van de specifieke verwerking alleen een in een enkele lidstaat verrichte verwerking betreft en daarbij alleen personen uit die ene lidstaat zijn betrokken, bijvoorbeeld wanneer het de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de specifieke arbeidsmarktcontext van een lidstaat betreft. In dergelijke gevallen dient de toezichthoudende autoriteit de leidende toezichthoudende autoriteit onverwijld van de zaak in kennis te stellen. Nadat zij op de hoogte is gesteld, dient de leidende toezichthoudende autoriteit te besluiten of zij de zaak zal behandelen krachtens de bepaling inzake samenwerking tussen de leidende toezichthoudende autoriteit en andere betrokken toezichthoudende autoriteit („één-loketmechanisme”), dan wel of de toezichthoudende autoriteit die haar van de zaak in kennis heeft gesteld, deze op lokaal niveau dient te behandelen. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit of zij de zaak al dan niet zal behandelen, dient zij rekening te houden met het al dan niet bestaan van een vestiging van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in de lidstaat van de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, opdat kan worden gegarandeerd dat een beslissing daadwerkelijk ten uitvoer wordt gelegd ten aanzien van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker. Wanneer de leidende toezichthoudende autoriteit besluit de zaak te behandelen, dient de toezichthoudende autoriteit die haar in kennis heeft gesteld, de mogelijkheid te hebben een ontwerp van besluit in te dienen, en dient de leidende toezichthoudende autoriteit daarmee maximaal rekening te houden wanneer zij haar ontwerpbesluit in het kader van dat één-loketmechanisme opstelt.

 

 

Artikel 57

Taken


1. Onverminderd andere uit hoofde van deze verordening vastgestelde taken, verricht elke toezichthoudende autoriteit op haar grondgebied de volgende taken:

a) zij monitort en handhaaft de toepassing van deze verordening;

b) zij bevordert bij het brede publiek de bekendheid met en het inzicht in de risico's, regels, waarborgen en rechten in verband met de verwerking. Bijzondere aandacht wordt besteed aan specifiek op kinderen gerichte activiteiten;

c) zij verleent overeenkomstig het recht van de lidstaat, advies aan het nationale parlement, de regering, en andere instellingen en organen over wetgevingsinitiatieven en bestuursmaatregelen in verband met de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen op het gebied van verwerking;

d) zij maakt de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers beter bekend met hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening;

e) zij verstrekt desgevraagd informatie aan iedere betrokkene over de uitoefening van zijn rechten uit hoofde van deze verordening en werkt daartoe in voorkomend geval samen met de toezichthoudende autoriteiten in andere lidstaten;

f) zij behandelt klachten van betrokkenen, of van organen, organisaties of verenigingen overeenkomstig artikel 80, onderzoekt de inhoud van de klacht in de mate waarin dat gepast is en stelt de klager binnen een redelijke termijn in kennis van de vooruitgang en het resultaat van het onderzoek, met name indien verder onderzoek of coördinatie met een andere toezichthoudende autoriteit noodzakelijk is;

g) zij werkt samen met andere toezichthoudende autoriteiten, onder meer door informatie te delen en wederzijdse bijstand te bieden, teneinde de samenhang in de toepassing en de handhaving van deze verordening te waarborgen;

h) zij verricht onderzoeken naar de toepassing van deze verordening, onder meer op basis van informatie die zij van een andere toezichthoudende autoriteit of een andere overheidsinstantie ontvangt;

i) zij volgt de relevante ontwikkelingen voor zover deze een impact hebben op de bescherming van persoonsgegevens, met name de ontwikkelingen in informatie- en communicatietechnologieën en handelspraktijken;

j) zij stelt de in artikel 28, lid 8, en artikel 46, lid 2, onder d), bedoelde standaardcontractbepalingen vast;

k) zij stelt een lijst op met betrekking tot het vereiste inzake een gegevensbeschermingseffectbeoordeling overeenkomstig artikel 35, lid 4, en houdt deze lijst bij;

l) zij verstrekt advies over de in artikel 36, lid 2, bedoelde verwerkingsactiviteiten;

m) zij bevordert de opstelling van gedragscodes uit hoofde van artikel 40, lid 1, geeft advies en keurt, overeenkomstig artikel 40, lid 5, gedragscodes goed die voldoende waarborgen leveren;

n) zij bevordert de invoering van certificeringsmechanismen voor gegevensbescherming en van gegevensbeschermingszegels en -merktekens overeenkomstig artikel 42, lid 1, en keurt de criteria voor certificering uit hoofde van artikel 42, lid 5, goed;

o) waar van toepassing verricht zij een periodieke toetsing van de overeenkomstig artikel 42, lid 7, afgegeven certificeringen;

p) zij zorgt voor het opstellen en het bekendmaken van de criteria voor de accreditatie van een orgaan voor het toezicht op gedragscodes op grond van artikel 41 en van een certificeringsorgaan op grond van artikel 43;

q) zij zorgt voor de accreditatie van een orgaan voor het toezicht op gedragscodes op grond van artikel 41 en van een certificeringsorgaan op grond van artikel 43;

r) zij geeft toestemming voor de in artikel 46, lid 3, bedoelde contractuele en andere bepalingen;

s) zij keurt overeenkomstig artikel 47 bindende bedrijfsvoorschriften goed;

t) zij levert een bijdrage aan de activiteiten van het Comité;

u) zij houdt interne registers bij van inbreuken op deze verordening en van overeenkomstig artikel 58, lid 2, getroffen maatregelen; en

v) zij verricht alle andere taken die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens.

2. Elke toezichthoudende autoriteit faciliteert de indiening van klachten als bedoeld in lid 1, onder f), door maatregelen te nemen, zoals het ter beschikking stellen van een klachtenformulier dat ook elektronisch kan worden ingevuld, zonder dat andere communicatiemiddelen worden uitgesloten.

3. Elke toezichthoudende autoriteit verricht haar taken kosteloos voor de betrokkene en, in voorkomend geval, voor de functionaris voor gegevensbescherming.

4. Wanneer verzoeken kennelijk ongegrond of buitensporig zijn, met name vanwege hun repetitieve karakter, kan de toezichthoudende autoriteit op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen, of weigeren aan het verzoek gevolg te geven. Het is aan de toezichthoudende autoriteit om de kennelijk ongegronde of buitensporige aard van het verzoek aan te tonen.

Preambule overweging nr. 123 AVG

De toezichthoudende autoriteiten dienen toezicht te houden op de toepassing van de krachtens deze verordening vastgestelde bepalingen en bij te dragen tot de consequente toepassing daarvan in de gehele Unie, teneinde natuurlijke personen te beschermen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens en het vrije verkeer van persoonsgegevens binnen de interne markt te vergemakkelijken. Daarom dienen de toezichthoudende autoriteiten met elkaar en met de Commissie samen te werken, zonder dat er een akkoord tussen de lidstaten nodig is over het verstrekken van wederzijdse bijstand of over zulke samenwerking.


Preambule overweging nr. 132 AVG

De toezichthoudende autoriteiten dienen bij voorlichtingsactiviteiten voor het publiek specifieke maatregelen te nemen voor de verwerkingsverantwoordelijken en de verwerkers, waaronder kleine, middelgrote en micro- ondernemingen, alsmede natuurlijke personen, met name in het onderwijs.

 

Artikel 58

Bevoegdheden


1. Elk toezichthoudende autoriteit heeft alle volgende onderzoeksbevoegdheden om:

a) de verwerkingsverantwoordelijke, de verwerker en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de verwerkingsverantwoordelijke of van verwerker te gelasten alle voor de uitvoering van haar taken vereiste informatie te verstrekken;

b) onderzoeken te verrichten in de vorm van gegevensbeschermingscontroles;

c) een toetsing te verrichten van de overeenkomstig artikel 42, lid 7, afgegeven certificeringen;

d) de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in kennis te stellen van een beweerde inbreuk op deze verordening;

e) van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker toegang te verkrijgen tot alle persoonsgegevens en alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taken; en

f) toegang te verkrijgen tot alle bedrijfsruimten van de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker, daaronder begrepen tot alle uitrustingen en middelen voor gegevensverwerking, in overeenstemming met het uniale of lidstatelijke procesrecht.

2. Elk toezichthoudende autoriteit heeft alle volgende bevoegdheden tot het nemen van corrigerende maatregelen:

a) de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker waarschuwen dat met de voorgenomen verwerkingen waarschijnlijk inbreuk op bepalingen van deze verordening wordt gemaakt;

b) de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker berispen wanneer met verwerkingen inbreuk op bepalingen van deze verordening is gemaakt;

c) de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker gelasten de verzoeken van de betrokkene tot uitoefening van zijn rechten uit hoofde van deze verordening in te willigen;

d) de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker gelasten, waar passend, op een nader bepaalde manier en binnen een nader bepaalde termijn, verwerkingen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze verordening;

e) de verwerkingsverantwoordelijke gelasten een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene mee te delen;

f) een tijdelijke of definitieve verwerkingsbeperking, waaronder een verwerkingsverbod, opleggen;

g) het rectificeren of wissen van persoonsgegevens of het beperken van verwerking uit hoofde van de artikelen 16, 17 en 18 gelasten, alsmede de kennisgeving van dergelijke handelingen aan ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn verstrekt, overeenkomstig artikel 17, lid 2, en artikel 19;

h) een certificering intrekken of het certificeringsorgaan gelasten een uit hoofde van de artikelen 42 en 43 afgegeven certificering in te trekken, of het certificeringsorgaan te gelasten geen certificering af te geven indien niet langer aan de certificeringsvereisten wordt voldaan;

i) naargelang de omstandigheden van elke zaak, naast of in plaats van de in dit lid bedoelde maatregelen, een administratieve geldboete opleggen op grond van artikel 83; en

j) de opschorting van gegevensstromen naar een ontvanger in een derde land of naar een internationale organisatie gelasten.

3. Elke toezichthoudende autoriteit heeft alle autorisatie- en adviesbevoegdheden om:

a) de verwerkingsverantwoordelijke advies te verstrekken in overeenstemming met de procedure van voorafgaande raadpleging van artikel 36;

b) op eigen initiatief dan wel op verzoek, aan het nationaal parlement, aan de regering van de lidstaat, of overeenkomstig het lidstatelijke recht aan andere instellingen en organen alsmede aan het publiek advies te verstrekken over aangelegenheden die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens;

c) toestemming te geven voor verwerking als bedoeld in artikel 36, lid 5, indien die voorafgaande toestemming door het lidstatelijke recht wordt voorgeschreven;

d) overeenkomstig artikel 40, lid 5, advies uit te brengen over en goedkeuring te hechten aan de ontwerpgedragscodes;

e) certificeringsorganen te accrediteren overeenkomstig artikel 43;

f) certificeringen af te geven en certificeringscriteria goed te keuren overeenkomstig artikel 42, lid 5;

g) de in artikel 28, lid 8, en artikel 46, lid 2, punt d), bedoelde standaardbepalingen inzake gegevensbescherming aan te nemen;

h) toestemming te verlenen voor de in artikel 46, lid 3, punt a), bedoelde contractbepalingen;

i) toestemming te verlenen voor de in artikel 46, lid 3, punt b), bedoelde administratieve regelingen;

j) goedkeuring te hechten aan bindende bedrijfsvoorschriften overeenkomstig artikel 47.

4. Op de uitoefening van de bevoegdheden die uit hoofde van dit artikel aan de toezichthoudende autoriteit worden verleend, zijn passende waarborgen van toepassing, daaronder begrepen doeltreffende voorziening in rechte en eerlijke rechtsbedeling, zoals overeenkomstig het Handvest vastgelegd in het Unierecht en het lidstatelijke recht.

5. Elke lidstaat bepaalt bij wet dat zijn toezichthoudende autoriteit bevoegd is inbreuken op deze verordening ter kennis te brengen van de gerechtelijke autoriteiten en, waar passend, daartegen een rechtsvordering in te stellen of anderszins in rechte op te treden, teneinde de bepalingen van deze verordening te doen naleven.

6. Elke lidstaat kan bij wet bepalen dat zijn toezichthoudende autoriteit, naast de in lid 1, 2 en 3 bedoelde bevoegdheden bijkomende bevoegdheden heeft. De uitoefening van die bevoegdheden doet geen afbreuk aan de doeltreffende werking van hoofdstuk VII.

 

Artikel 59

Activiteitenverslagen


Elke toezichthoudende autoriteit stelt jaarlijks een verslag over haar activiteiten op, met daarin mogelijk een lijst van de soorten gemelde inbreuken en de soorten maatregelen die overeenkomstig artikel 58, lid 2, worden genomen. Die verslagen worden toegezonden aan het nationale parlement, de regering en elke andere autoriteit die daartoe in het lidstatelijke recht is aangewezen. Zij worden ter beschikking gesteld van het publiek, de Commissie en het Comité.

Scroll to top