Hoofdstuk V

Doorgiften van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties

Artikel 44

Algemeen beginsel inzake doorgiften


Persoonsgegevens die worden verwerkt of die zijn bestemd om na doorgifte aan een derde land of een internationale organisatie te worden verwerkt, mogen slechts worden doorgegeven indien, onverminderd de overige bepalingen van deze verordening, de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker aan de in dit hoofdstuk neergelegde voorwaarden hebben voldaan; dit geldt ook voor verdere doorgiften van persoonsgegevens vanuit het derde land of een internationale organisatie aan een ander derde land of een andere internationale organisatie. Alle bepalingen van dit hoofdstuk worden toegepast opdat het door deze verordening voor natuurlijke personen gewaarborgde beschermingsniveau niet wordt ondermijnd.

Preambule overweging nr. 101 AVG

Verkeer van persoonsgegevens van en naar landen buiten de Unie en internationale organisaties is noodzakelijk voor de ontwikkeling van het internationale handelsverkeer en de internationale samenwerking. De groei van dit verkeer brengt nieuwe uitdagingen en aandachtspunten met zich voor de bescherming van persoonsgegevens. Wanneer persoonsgegevens echter van de Unie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers of andere ontvangers in derde landen of internationale organisaties worden doorgegeven, mag dit niet ten koste gaan van het beschermingsniveau waarvan natuurlijke personen in de Unie door deze verordening verzekerd zijn, ook in gevallen van verdere doorgiften van persoonsgegevens van het derde land of de internationale organisatie aan verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers in hetzelfde of een ander derde land of in dezelfde of een andere internationale organisatie. Doorgifte aan derde landen en internationale organisaties mag in ieder geval alleen plaatsvinden in volledige overeenstemming met deze verordening. Een doorgifte kan alleen plaatsvinden indien de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker, onder voorbehoud van de andere bepalingen van deze verordening, de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties naleeft.


Preambule overweging nr. 102 AVG

Deze verordening doet geen afbreuk aan internationale overeenkomsten die de Unie en derde landen met elkaar hebben gesloten om de doorgifte van persoonsgegevens te regelen en waarin passende waarborgen voor de betrokkenen zijn opgenomen. De lidstaten kunnen internationale overeenkomsten sluiten over de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen of internationale organisaties, op voorwaarde dat dergelijke overeenkomsten deze verordening of andere bepalingen van Unierecht onverlet laten en een adequaat beschermingsniveau bieden voor de grondrechten van de betrokkenen.

Artikel 45

Doorgiften op basis van adequaatheidsbesluiten


1. Een doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie kan plaatsvinden wanneer de Commissie heeft besloten dat het derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in dat derde land, of de internationale organisatie in kwestie een passend beschermingsniveau waarborgt. Voor een dergelijke doorgifte is geen specifieke toestemming nodig.

2. Bij de beoordeling van de vraag of het beschermingsniveau adequaat is, houdt de Commissie met name rekening met de volgende aspecten:

a) de rechtsstatelijkheid, de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de toepasselijke algemene en sectorale wetgeving, onder meer inzake openbare veiligheid, defensie, nationale veiligheid en strafrecht en de toegang van overheidsinstanties tot persoonsgegevens, evenals de tenuitvoerlegging van die wetgeving, gegevensbeschermingsregels, beroepsregels en veiligheidsmaatregelen, met inbegrip van regels voor de verdere doorgifte van persoonsgegevens aan een ander derde land of een andere internationale organisatie die in dat land of die internationale organisatie worden nageleefd, precedenten in de rechtspraak, alsmede het bestaan van effectieve en afdwingbare rechten van betrokkenen en effectieve mogelijkheden om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen voor betrokkenen wier persoonsgegevens worden doorgegeven;

b) het bestaan en het effectief functioneren van een of meer onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten in het derde land of waaraan een internationale organisatie is onderworpen, welke tot taak heeft of hebben de naleving van de gegevensbeschermingsregels te verzekeren en deze onder meer met passende handhavingsbevoegdheden te handhaven, betrokkenen bij de uitoefening van hun rechten bij te staan en te adviseren en met de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten samen te werken; en

c) de internationale toezeggingen die het derde land of de internationale organisatie in kwestie heeft gedaan, of andere verplichtingen die voortvloeien uit juridisch bindende overeenkomsten of instrumenten, alsmede uit de deelname van dat derde land of die internationale organisatie aan multilaterale of regionale regelingen, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.

3. De Commissie kan, na de beoordeling van de vraag of het beschermingsniveau adequaat is, door middel van een uitvoeringshandeling besluiten dat een derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in een derde land, of een internationale organisatie een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 van dit artikel waarborgt. De uitvoeringshandeling voorziet in een mechanisme voor periodieke toetsing, minstens om de vier jaar, waarbij alle relevante ontwikkelingen in het derde land of de internationale organisatie in aanmerking worden genomen. In de uitvoeringshandeling worden het territoriale en het sectorale toepassingsgebied vermeld, alsmede, in voorkomend geval, de in lid 2, punt b), van dit artikel genoemde toezichthoudende autoriteit(en). De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4. De Commissie houdt doorlopend toezicht op ontwikkelingen in derde landen en internationale organisaties die mogelijk gevolgen hebben voor het functioneren van krachtens lid 3 van dit artikel vastgestelde besluiten en van op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG vastgestelde besluiten.

5. De Commissie gaat, wanneer uit beschikbare informatie blijkt, in het bijzonder naar aanleiding van de in lid 3 van dit artikel bedoelde toetsing, dat een derde land, een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in een derde land, of een internationale organisatie niet langer een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 van dit artikel waarborgt, voor zover nodig, bij uitvoeringshandelingen zonder terugwerkende kracht over tot intrekking, wijziging of schorsing van het in lid 3 van dit artikel bedoelde besluit. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, stelt de Commissie onmiddellijk van toepassing zijnde uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 93, lid 3, bedoelde procedure.

6. De Commissie pleegt overleg met het derde land of de internationale organisatie om de situatie naar aanleiding waarvan het besluit overeenkomstig lid 5 is vastgesteld, te verhelpen.

7. Een overeenkomstig lid 5 van dit artikel vastgesteld besluit laat de doorgiften van persoonsgegevens aan het derde land, of een gebied of één of meerdere nader bepaalde sectoren in dat derde land, of de internationale organisatie in kwestie overeenkomstig de artikelen 46 tot en met 49 onverlet.

8. De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op haar website een lijst bekend van de derde landen, gebieden en nader bepaalde sectoren in derde landen en internationale organisaties waarvoor zij bij besluit heeft vastgesteld dat deze wel of niet langer een passend beschermingsniveau waarborgen.

9. De besluiten die de Commissie op grond van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG heeft vastgesteld, blijven van kracht, totdat zij worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken bij een overeenkomstig lid 3 of lid 5 van dit artikel vastgesteld besluit van de Commissie.

Preambule overweging nr. 103 AVG

De Commissie kan besluiten, met rechtskracht voor de gehele Unie, dat een derde land, een gebied of een welbepaalde sector in een derde land, of een internationale organisatie een passend niveau van gegevensbescherming bieden, en daarmee in de gehele Unie rechtszekerheid en eenvormigheid verschaffen ten aanzien van het derde land dat of de internationale organisatie die wordt geacht een dergelijk beschermingsniveau te bieden. In zulke gevallen mogen persoonsgegevens naar dat derde land of die internationale organisatie worden doorgegeven zonder dat verdere toestemming noodzakelijk is. De Commissie kan eveneens besluiten om, nadat zij het derde land of de internationale organisatie daarvan in kennis heeft gesteld en een volledige toelichting van haar beweegredenen heeft gegeven, een dergelijk besluit in te trekken.


Preambule overweging nr. 104 AVG

Overeenkomstig de fundamentele waarden waarop de Unie is gegrondvest, in het bijzonder de bescherming van de mensenrechten, dient de Commissie bij haar beoordeling van het derde land of van een grondgebied of een specifieke verwerkingssector binnen een derde land, in aanmerking te nemen in welke mate de rechtsstatelijkheid, de toegang tot de rechter en de internationale mensenrechtennormen en -regels in het derde land worden geëerbiedigd, en dient zij de algemene en sectorale wetgeving, waaronder de wetgeving betreffende openbare veiligheid, defensie en nationale veiligheid en openbare orde en strafrecht, van het land in aanmerking te nemen. Bij de vaststelling van een adequaatheidsbesluit (besluit waarbij het beschermingsniveau adequaat wordt verklaard) voor een grondgebied of een specifieke sector in een derde land, moeten er duidelijke en objectieve criteria worden vastgesteld, zoals specifieke verwerkingsactiviteiten en het toepassingsgebied van de geldende wettelijke normen en wetgeving in het derde land. Het derde land dient zich ertoe te verbinden een passend beschermingsniveau te waarborgen, in feite overeenkomend met het niveau dat in de Unie wordt verzekerd, vooral wanneer persoonsgegevens in één of meer specifieke sectoren worden verwerkt. Het derde land dient met name te zorgen voor effectief en onafhankelijk toezicht op de gegevensbescherming en voor mechanismen van samenwerking met de autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming van de lidstaten. Voorts dienen de betrokkenen te beschikken over daadwerkelijke en afdwingbare rechten en daadwerkelijk administratief beroep en beroep in rechte te kunnen instellen.


Preambule overweging nr. 105 AVG

Afgezien van de internationale verplichtingen die het derde land of de internationale organisatie is aangegaan, dient de Commissie rekening te houden met de verplichtingen die voortvloeien uit de deelneming van het derde land of de internationale organisatie aan multilaterale of regionale regelingen, in het bijzonder wat de bescherming van persoonsgegevens betreft, alsook met de uitvoering van deze verplichtingen. Meer bepaald moet rekening worden gehouden met de toetreding van het derde land tot het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en het bijbehorende Aanvullend Protocol. Bij de beoordeling van het beschermingsniveau in derde landen of internationale organisaties dient de Commissie overleg te plegen met het Comité.


Preambule overweging nr. 106 AVG

De Commissie dient toe te zien op de werking van de besluiten over het beschermingsniveau in een derde land, een gebied of welbepaalde sector in een derde land of in een internationale organisatie, en op de besluiten die zijn genomen op grond van artikel 25, lid 6, of artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG. De Commissie dient in haar adequaatheidsbesluiten waarbij het beschermingsniveau passend wordt verklaard een periodiek toetsingsmechanisme voor het functioneren ervan op te nemen. Die periodieke toetsing dient in overleg met het derde land of de internationale organisatie in kwestie te worden uitgevoerd en moet rekening houden met alle relevante ontwikkelingen in het derde land of de internationale organisatie. Met het oog op het toezicht en de uitvoering van de periodieke toetsingen, dient de Commissie rekening te houden met de opvattingen en bevindingen van het Europees Parlement en van de Raad, evenals met andere relevante organisaties en bronnen. De Commissie moet binnen een redelijke termijn de werking van laatstgenoemde besluiten evalueren en alle relevante vaststellingen rapporteren aan het comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1), als opgericht uit hoofde van de onderhavige verordening, aan het Europees Parlement en aan de Raad.


Preambule overweging nr. 107 AVG

De Commissie kan vaststellen dat een derde land, een gebied of een bepaalde verwerkingssector in een derde land, of een internationale organisatie geen passend beschermingsniveau meer waarborgt. De doorgifte van persoonsgegevens naar dat derde land of die internationale organisatie dient dan te worden verboden, tenzij aan de vereisten van deze verordening met betrekking tot doorgiften die onderworpen zijn aan passende waarborgen, met inbegrip van bindende bedrijfsvoorschriften, en afwijkingen voor specifieke situaties wordt voldaan. Er dient te worden geregeld dat er in die gevallen overleg plaatsvindt tussen de Commissie en de derde landen of internationale organisaties in kwestie. De Commissie moet het derde land of de internationale organisatie tijdig op de hoogte brengen van haar motivering en met de andere partij in overleg treden om de situatie te verhelpen.

Artikel 46

Doorgiften op basis van passende waarborgen


1. Bij ontstentenis van een besluit uit hoofde van artikel 45, lid 3, mag een doorgifte van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie door een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker alleen plaatsvinden mits zij passende waarborgen bieden en betrokkenen over afdwingbare rechten en doeltreffende rechtsmiddelen beschikken.

2. De in lid 1 bedoelde passende waarborgen kunnen worden geboden door de volgende instrumenten, zonder dat daarvoor specifieke toestemming van een toezichthoudende autoriteit is vereist:

a) een juridisch bindend en afdwingbaar instrument tussen overheidsinstanties of -organen;

b) bindende bedrijfsvoorschriften overeenkomstig artikel 47;

c) standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die door de Commissie volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure zijn vastgesteld;

d) standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die door een toezichthoudende autoriteit zijn vastgesteld en die door de Commissie volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure zijn goedgekeurd;

e) een overeenkomstig artikel 40 goedgekeurde gedragscode, samen met bindende en afdwingbare toezeggingen van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in het derde land om de passende waarborgen, onder meer voor de rechten van de betrokkenen, toe te passen; of f) een overeenkomstig artikel 42 goedgekeurd certificeringsmechanisme, samen met bindende en afdwingbare toezeggingen van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker in het derde land om de passende waarborgen, onder meer voor de rechten van de betrokkenen, toe te passen.

3. Onder voorbehoud van de toestemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteit kunnen de in lid 1 bedoelde passende waarborgen ook worden geboden door, met name:

a) contractbepalingen tussen de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker en de verwerkingsverantwoordelijke, de verwerker of de ontvanger van de persoonsgegevens in het derde land of de internationale organisatie; of

b) bepalingen die moeten worden opgenomen in administratieve regelingen tussen overheidsinstanties of -organen, waaronder afdwingbare en effectieve rechten van betrokkenen.

4. De toezichthoudende autoriteit past het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanisme toe in de in lid 3 van dit artikel vermelde gevallen.

5. Toestemmingen die een lidstaat of een toezichthoudende autoriteit op grond van artikel 26, lid 2, van Richtlijn 95/46/EG heeft verleend, blijven geldig totdat zij door die toezichthoudende autoriteit, indien nodig, worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken. De besluiten die de Commissie op grond van artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG heeft vastgesteld, blijven van kracht totdat zij bij een overeenkomstig lid 2 van dit artikel vastgesteld besluit van de Commissie, indien nodig, worden gewijzigd, vervangen of ingetrokken.

Preambule overweging nr. 108 AVG

Indien er geen adequaatheidsbesluit is genomen, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker maatregelen te nemen om het ontoereikende niveau van gegevensbescherming in een derde land te verhelpen door middel van passende waarborgen voor de betrokkene. Dergelijke passende waarborgen kunnen erin bestaan gebruik te maken van bindende bedrijfsvoorschriften, standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door de Commissie, standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door een toezichthoudende autoriteit of contractbepalingen die zijn toegestaan door een toezichthoudende autoriteit. Die waarborgen moeten de naleving van gegevensbeschermingsvereisten en de geldende rechten van de betrokkenen voor verwerkingen binnen de Unie waarborgen, waaronder de beschikbaarheid van afdwingbare rechten van betrokkenen en van doeltreffende beroepen, zoals het instellen van administratief beroep of beroep in rechte en het eisen van een vergoeding in de Unie of in een derde land. Zij moeten met name betrekking hebben op de naleving van de algemene beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens, de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen. Doorgiften kunnen ook worden verricht door overheidsinstanties of -organen met overheidsinstanties of -organen in derde landen of met internationale organisaties met overeenkomstige taken en functies, ook op basis van bepalingen die moeten worden opgenomen in administratieve regelingen, zoals een memorandum van overeenstemming met afdwingbare en bruikbare rechten voor betrokkenen. De toestemming van de bevoegde toezichthoudende autoriteit zou moeten worden verkregen wanneer de waarborgen worden geboden in niet juridisch bindende administratieve regelingen.

Artikel 47

Bindende bedrijfsvoorschriften


1. De bevoegde toezichthoudende autoriteit keurt in overeenstemming met het in artikel 63 bedoelde coherentiemechanism bindende bedrijfsvoorschriften goed, op voorwaarde dat deze:

a) juridisch bindend zijn voor, van toepassing zijn op en worden gehandhaafd door alle betrokken leden van het concern, of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, met inbegrip van hun werknemers;

b) betrokkenen uitdrukkelijk afdwingbare rechten toekennen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens; en

c) voldoen aan de in lid 2 vastgestelde vereisten.

2. In de in lid 1 bedoelde bindende bedrijfsvoorschriften worden minstens de volgende elementen vastgelegd:

a) de structuur en de contactgegevens van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen en van elk van haar leden;

b) de gegevensdoorgiften of reeks van doorgiften, met inbegrip van de categorieën van persoonsgegevens, het soort verwerking en de doeleinden daarvan, het soort betrokkenen in kwestie en de identificatie van het derde land of de derde landen in kwestie;

c) het intern en extern juridisch bindende karakter;

d) de toepassing van de algemene beginselen inzake gegevensbescherming, met name doelbinding, minimale gegevensverwerking, beperkte opslagtermijnen, kwaliteit van gegevens, gegevensbescherming door standaardinstellingen en door ontwerp, rechtsgrond voor verwerking, verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens, maatregelen om gegevensbeveiliging te waarborgen, en de vereisten inzake verdere doorgiften aan organen die niet door bindende bedrijfsvoorschriften zijn gebonden;

e) de rechten van betrokkenen in verband met verwerking en de middelen om die rechten uit te oefenen, waaronder het recht om niet te worden onderworpen aan louter op geautomatiseerde verwerking gebaseerde besluiten, met inbegrip van profilering overeenkomstig artikel 22, het recht om een klacht in te dienen bij de bevoegde toezichthoudende autoriteit, om een vordering in te stellen bij de bevoegde gerechten van de lidstaten overeenkomstig artikel 79, en om schadeloosstelling en, in voorkomend geval, een vergoeding te verkrijgen voor een inbreuk op de bindende bedrijfsvoorschriften;

f) de aanvaarding door de op het grondgebied van een lidstaat gevestigde verwerkingsverantwoordelijke of verwerker van aansprakelijkheid voor alle inbreuken op de bindende bedrijfsvoorschriften door een niet in de Unie gevestigd betrokken lid; de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker wordt alleen geheel of gedeeltelijk van deze aansprakelijkheid ontheven, indien hij bewijst dat dat lid niet verantwoordelijk is voor het schadebrengende feit;

g) de wijze waarop, in aanvulling op de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, aan betrokkenen informatie wordt verschaft over de bindende bedrijfsvoorschriften, met name over de bepalingen in de punten d), e) en f);

h) de taken van elke overeenkomstig artikel 37 aangewezen functionaris voor gegevensbescherming, of elke andere persoon of entiteit die is belast met het toezicht op de naleving van de bindende bedrijfsvoorschriften binnen het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, op opleiding en op de behandeling van klachten;

i) de klachtenprocedures;

j) de binnen het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen bestaande procedures om te controleren of de bindende bedrijfsvoorschriften zijn nageleefd. Dergelijke procedures omvatten gegevensbeschermingsaudits en -methoden om te zorgen voor corrigerende maatregelen ter bescherming van de rechten van de betrokkene. De resultaten van dergelijke controles dienen te worden meegedeeld aan de in punt h) bedoelde persoon of entiteit en aan de raad van bestuur van de onderneming die zeggenschap uitoefent over een concern, of van de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen, en dienen op verzoek ter beschikking van de bevoegde toezichthoudende autoriteit te worden gesteld;

k) de procedures om die veranderingen in de regels te melden, te registreren en aan de toezichthoudende autoriteit te melden;

l) de procedure voor samenwerking met de toezichthoudende autoriteit om ervoor te zorgen dat alle leden van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen de bindende bedrijfsvoorschriften naleven, in het bijzonder door de resultaten van de in punt j) bedoelde controles ter beschikking van de toezichthoudende autoriteit te stellen;

m) de procedures om eventuele wettelijke voorschriften waaraan een lid van het concern of de groepering van ondernemingen die gezamenlijk een economische activiteit uitoefenen in een derde land is onderworpen en die waarschijnlijk een aanzienlijk negatief effect zullen hebben op de door de bindende bedrijfsvoorschriften geboden waarborgen, aan de bevoegde toezichthoudende autoriteit te melden; en

n) de passende opleiding inzake gegevensbescherming voor personeel dat permanent of op regelmatige basis toegang tot persoonsgegevens heeft.

3. De Commissie kan het model en de procedures voor de uitwisseling van informatie over bindende bedrijfsvoorschriften in de zin van dit artikel tussen verwerkingsverantwoordelijken, verwerkers en toezichthoudende autoriteiten nader bepalen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 93, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Preambule overweging nr. 109 AVG

Dat de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker gebruik kan maken van standaardbepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vastgesteld door de Commissie of een toezichthoudende autoriteit, dient niet in te houden dat hij de standaardbepalingen inzake gegevensbescherming niet in een bredere overeenkomst mag opnemen, zoals een overeenkomst tussen de verwerker en een andere verwerker, of geen andere bepalingen of extra waarborgen mag toevoegen, mits deze niet direct of indirect in tegenspraak zijn met de door de Commissie of een toezichthoudende autoriteit vastgestelde standaardcontractbepalingen en geen afbreuk doen aan de grondrechten of de fundamentele vrijheden van de betrokkenen. Verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers moeten worden aangemoedigd om via contractuele verplichtingen meer waarborgen te bieden in aanvulling op de standaardclausules inzake gegevensbescherming.


Preambule overweging nr. 110 AVG

Een concern of een groepering van ondernemingen die een gezamenlijke economische activiteit beoefent, dient voor zijn internationale doorgiften uit de Unie naar organisaties binnen hetzelfde concern of dezelfde groepering van ondernemingen die een gezamenlijke economische activiteit beoefent te kunnen gebruikmaken van goedgekeurde bindende bedrijfsvoorschriften, mits daarin alle essentiële beginselen en afdwingbare rechten zijn vastgelegd die passende waarborgen bieden ten aanzien van de doorgifte of categorieën van doorgiften van persoonsgegevens.

Artikel 48

Niet bij Unierecht toegestane doorgiften of verstrekkingen


Elke rechterlijke uitspraak en elk besluit van een administratieve autoriteit van een derde land op grond waarvan een verwerkingsverantwoordelijke of een verwerker persoonsgegevens moet doorgeven of verstrekken, mag alleen op enigerlei wijze worden erkend of afdwingbaar zijn indien zij gebaseerd zijn op een internationale overeenkomst, zoals een verdrag inzake wederzijdse rechtsbijstand, tussen het verzoekende derde landen en de Unie of een lidstaat, onverminderd andere gronden voor doorgifte uit hoofde van dit hoofdstuk.

Artikel 49

Afwijkingen voor specifieke situaties


1. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit overeenkomstig artikel 45, lid 3, of van passende waarborgen overeenkomstig artikel 46, met inbegrip van bindende bedrijfsvoorschriften, kan een doorgifte of een reeks van doorgiften van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie slechts plaatsvinden mits aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de betrokkene heeft uitdrukkelijk met de voorgestelde doorgifte ingestemd, na te zijn ingelicht over de risico's die dergelijke doorgiften voor hem kunnen inhouden bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit en van passende waarborgen;

b) de doorgifte is noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst tussen de betrokkene en de verwerkingsverantwoordelijke of voor de uitvoering van op verzoek van de betrokkene genomen precontractuele maatregelen;

c) de doorgifte is noodzakelijk voor de sluiting of de uitvoering van een in het belang van de betrokkene tussen de verwerkingsverantwoordelijke en een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon gesloten overeenkomst;

d) de doorgifte is noodzakelijk wegens gewichtige redenen van algemeen belang;

e) de doorgifte is noodzakelijk voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering;

f) de doorgifte is noodzakelijk voor de bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van andere personen, indien de betrokkene lichamelijk of juridisch niet in staat is zijn toestemming te geven;

g) de doorgifte is verricht vanuit een register dat volgens het Unierecht of lidstatelijk recht is bedoeld om het publiek voor te lichten en dat door eenieder dan wel door iedere persoon die zich op een gerechtvaardigd belang kan beroepen, kan worden geraadpleegd, maar alleen voor zover in het geval in kwestie wordt voldaan aan de in Unierecht of lidstatelijk recht vastgestelde voorwaarden voor raadpleging.

Wanneer een doorgifte niet op een bepaling van de artikelen 45 of 46, met inbegrip van de bepalingen inzake bindende bedrijfsvoorschriften, kon worden gegrond en geen van de afwijkingen voor een specifieke situatie als bedoeld in de eerste alinea van dit lid van toepassing zijn, is de doorgifte niet repetitief is, een beperkt aantal betrokkenen betreft, noodzakelijk is voor dwingende gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke die niet ondergeschikt zijn aan de belangen of rechten en vrijheden van de betrokkene, en de verwerkingsverantwoordelijke alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte heeft beoordeeld en op basis van die beoordeling passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens heeft geboden. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de toezichthoudende autoriteit over de doorgifte. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene, behalve over de in de artikelen 13 en 14 bedoelde informatie, ook over de doorgifte en de door hem nagestreefde dwingende gerechtvaardigde belangen.

2. Een doorgifte overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder g), mag geen betrekking hebben op alle persoonsgegevens of volledige categorieën van persoonsgegevens die in het register zijn opgeslagen. Wanneer een register bedoeld is om door personen met een gerechtvaardigd belang te worden geraadpleegd, kan de doorgifte slechts plaatsvinden op verzoek van die personen of wanneer de gegevens voor hen zijn bestemd.

3. Lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c) en tweede alinea, zijn niet van toepassing op activiteiten die door overheidsinstanties worden verricht bij de uitoefening van hun openbare bevoegdheden.

4. Het in lid 1, eerste alinea, onder d), bedoelde openbaar belang moet zijn erkend bij een Unierechtelijke of nationaalrechtelijke bepaling die op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is.

5. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit kunnen in Unierechtelijke of lidstaatrechtelijke bepalingen of bepalingen om gewichtige redenen van openbaar belang uitdrukkelijk grenzen worden gesteld aan de doorgifte van specifieke categorieën van persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van dergelijke bepalingen.

6. De verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker staaft de beoordeling en de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bedoelde passende waarborgen in het artikel 30 bedoelde register.

Preambule overweging nr. 111 AVG

Doorgifte dient mogelijk te zijn in bepaalde gevallen waarin de betrokkene daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, wanneer de doorgifte incidenteel en noodzakelijk is in het kader van een overeenkomst of van een rechtsvordering, ongeacht of het een gerechtelijke of een administratieve of buitengerechtelijke procedure betreft, waaronder procedures bij regelgevingsinstanties. Doorgifte dient ook mogelijk te zijn wanneer in het Unierecht of het lidstatelijke recht vastgelegde gewichtige redenen van algemeen belang zulks vereisen, of wanneer het gaat om een doorgifte uit een bij de wet ingesteld register dat bedoeld is voor raadpleging door het publiek of personen met een gerechtvaardigd belang. In laatstgenoemd geval mogen bij een dergelijke doorgifte niet alle van de in dit register opgenomen persoonsgegevens of categorieën van gegevens worden verstrekt; wanneer een register bedoeld is voor raadpleging door personen met een gerechtvaardigd belang, mag de doorgifte slechts plaatsvinden op verzoek van deze personen of wanneer de gegevens voor hen zijn bestemd, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de belangen en de grondrechten van de betrokkene.


Preambule overweging nr. 112 AVG

Die afwijkingen dienen met name te gelden voor gegevensdoorgiften die nodig zijn op grond van gewichtige redenen van algemeen belang, zoals internationale gegevensuitwisselingen tussen mededingingsautoriteiten, belasting- of douanediensten, financiële toezichthoudende autoriteiten, diensten met bevoegdheid op het gebied van de sociale zekerheid of de volksgezondheid, bijvoorbeeld in geval van opsporing van contacten in het kader van de bestrijding van besmettelijke ziekten of met het oog op de terugdringing en/of uitbanning van doping in de sport. Doorgifte van persoonsgegevens dient ook als rechtmatig te worden beschouwd wanneer deze nodig is voor de bescherming van een belang dat essentieel is voor de vitale belangen van de betrokkene of een andere persoon, daaronder begrepen diens fysieke integriteit of leven, indien de betrokkene niet in staat is zijn toestemming te geven. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit kan het Unierecht of het lidstatelijke recht om gewichtige redenen van algemeen belang uitdrukkelijk grenzen stellen aan de doorgifte van specifieke categorieën van gegevens naar een derde land of een internationale organisatie. De lidstaten moeten dergelijke bepalingen aan de Commissie meedelen. Iedere doorgifte aan een internationale humanitaire organisatie van persoonsgegevens van een betrokkene die lichamelijk of juridisch niet in staat is toestemming te geven, kan, indien zij plaatsvindt met het oog op de uitvoering van een opdracht die krachtens de Verdragen van Genève of met het oog op de naleving van het internationaal humanitair recht in gewapende conflicten, worden beschouwd als noodzakelijk in het kader van een gewichtige reden van algemeen belang of omdat het van vitaal belang is voor de betrokkene.


Preambule overweging nr. 113 AVG

Doorgiften die als niet repetitief kunnen worden omschreven en slechts een klein aantal betrokkenen betreffen, dienen ook mogelijk te zijn voor de behartiging van dwingende gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke, wanneer de belangen of de rechten en vrijheden van de betrokkene niet zwaarder wegen dan die belangen en wanneer de verwerkingsverantwoordelijke alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte heeft beoordeeld. De verwerkingsverantwoordelijke besteedt bijzondere aandacht aan de aard van de persoonsgegevens, het doel en de duur van de voorgestelde verwerking of verwerkingen, alsmede aan de situatie in het land van herkomst, het derde land en het land van de uiteindelijke bestemming en moet voorzien in passende waarborgen ter bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van hun persoonsgegevens. Zulke doorgiften mogen alleen mogelijk zijn in restgevallen waarbij de overige gronden voor doorgifte niet van toepassing zijn. Met het oog op wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden dient rekening te worden gehouden met de gerechtvaardigde verwachting van de maatschappij dat er sprake is van kennisvermeerdering. De verwerkingsverantwoordelijke dient de toezichthoudende autoriteit en de betrokkene van de doorgifte op de hoogte te stellen.


Preambule overweging nr. 114 AVG

Wanneer de Commissie niet heeft besloten of het niveau van gegevensbescherming in een derde land passend is, dient de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker hoe dan ook gebruik te maken van middelen die de betrokkenen ook na de doorgifte van hun gegevens afdwingbare en bruikbare rechten in de Unie verlenen met betrekking tot de verwerking ervan opdat zij de grondrechten en waarborgen kunnen blijven genieten.


Preambule overweging nr. 115 AVG

Sommige derde landen stellen wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en andere rechtshandelingen vast waarmee wordt beoogd de gegevensverwerkingsactiviteiten van natuurlijke personen en rechtspersonen die onder de jurisdictie van de lidstaten vallen, rechtstreeks te regelen. Hierbij kan het onder meer gaan om rechterlijke beslissingen of besluiten van administratieve instanties van derde landen die van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker verlangen dat hij persoonsgegevens doorgeeft of verstrekt, en die niet zijn gestoeld op een geldende internationale overeenkomst, zoals een verdrag inzake wederzijds rechtshulp, tussen het verzoekende derde land en de Unie of de lidstaat in kwestie. De extraterritoriale toepassing van deze wetten, bestuursrechtelijke bepalingen en andere rechtshandelingen kan in strijd zijn met het internationaal recht en een belemmering vormen voor de bij deze verordening gegarandeerde bescherming van natuurlijke personen in de Unie. Doorgiften mogen alleen kunnen plaatsvinden wanneer is voldaan aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld aan doorgifte aan derde landen. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer openbaarmaking nodig is voor een algemeen belang dat erkend is in het Unierecht of het lidstatelijke recht waarvan de verwerkingsverantwoordelijke onderdaan is.

Artikel 50

Internationale samenwerking voor de bescherming van persoonsgegevens


Ten aanzien van derde landen en internationale organisaties nemen de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten de nodige maatregelen om:

a) procedures voor internationale samenwerking te ontwikkelen, zodat de effectieve handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens wordt vergemakkelijkt;

b) internationale wederzijdse bijstand te bieden bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, onder meer door kennisgeving, doorverwijzing van klachten, bijstand bij onderzoeken en uitwisseling van informatie, voor zover er passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens en andere grondrechten en fundamentele vrijheden bestaan;

c) belanghebbenden te betrekken bij besprekingen en activiteiten om de internationale samenwerking bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens te bevorderen; en

d) de uitwisseling en het documenteren van wetgeving en praktijken inzake de bescherming van persoonsgegevens te bevorderen, onder meer betreffende jurisdictiegeschillen met derde landen.

Preambule overweging nr. 116 AVG

Bij grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens naar landen buiten de Unie kan het voor natuurlijke personen moeilijker worden hun gegevensbeschermingsrechten uit te oefenen, met name teneinde zich te beschermen tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige openbaarmaking van die informatie. Bovendien kan het voor toezichthoudende autoriteiten onmogelijk worden klachten te behandelen of onderzoek te verrichten met betrekking tot activiteiten in het buitenland. Daarnaast kunnen hun mogelijkheden tot grensoverschrijdende samenwerking worden belemmerd door ontoereikende preventieve of corrigerende bevoegdheden, inconsistente rechtskaders en praktische obstakels, zoals beperkte middelen. Daarom dient nauwere samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten op het gebied van gegevensbescherming te worden bevorderd met het oog op de uitwisseling van informatie met soortgelijke instanties in het buitenland. Met het oog op de ontwikkeling van internationale samenwerkingsmechanismen om bij de handhaving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens internationale wederzijdse bijstand te faciliteren en te verlenen, moeten de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten bij activiteiten op het gebied van de uitoefening van hun bevoegdheden informatie uitwisselen en samenwerken met bevoegde autoriteiten in derde landen, op basis van wederkerigheid en overeenkomstig deze verordening.

Scroll to top